SDG12 MISSION CONTROL CENTER

2020 | Nader te bepalen

BEKIJK HISTORISCHE DATA
  • Oostenrijk

  • Italië

  • Zweden

  • Rusland

  • Verenigde Arabische Emiraten

  • Verenigde Staten

  • Canada

  • België

  • Turkije

  • Noorwegen

  • Nederland

  • Duitsland

  • Luxemburg

  • Polen

  • Finland

SDG-Meter

Winning, Export & Import

In 2012 bedroeg de binnenlandse winning van natuurlijke hulpbronnen 138 miljard kilo.1) Qua gewicht domineert aardgas: 62 miljard kilo, oftewel iets minder dan de helft van de totale winning. Primaire gewassen en zand en grind zijn samen goed voor één derde van het totaal. De winning van primaire gewassen bestaat vooral uit land- en tuinbouwproducten als groenten, tomaten en aardappelproducten. Zand en grind worden gebruikt om wegen en gebouwen te bouwen, dijken en kusten te versterken of voor de productie van beton en cement. Er is in Nederland sprake van een afnemende binnenlandse winning. In 1996 bedroeg deze nog 160 miljard kilo. Winning van metalen komt hier hoegenaamd niet voor.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Import-Icon

IMPORT

Materiaalconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland relatief laag

Vergeleken met andere Europese landen is de Nederlandse materiaalconsumptie
(DMC) per hoofd relatief laag. Dit geldt met name voor niet-metallische mineralen
(exclusief ophoogzand), maar ook voor biomassa en metalen. Alleen de consumptie van fossiele brandstoffen ligt in Nederland boven het EU-27-gemiddelde.
Dit komt door de energie-intensieve industrie in Nederland zoals de chemie,
raffinaderijen en de glastuinbouw. In landen als Estland en Griekenland is er een
zeer hoge DMC van fossiele brandstoffen. In Griekenland bijvoorbeeld komt dat
door de hoge binnenlandse consumptie van steenkool uit binnenlandse productie.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013

Grondstofefficiëntie per bedrijfstak

Een manier om de grondstofefficiëntie van een bedrijfstak te bepalen is door het
materiaalgebruik in kilo’s te delen door de toegevoegde waarde. Dit wordt de
materiaalintensiteit genoemd. Het materiaalgebruik bestaat uit het gebruik van
goederen en secundaire grondstoffen, en de winning van grondstoffen. Hoe hoger
de materiaalintensiteit van een bedrijfstak, hoe meer kilo’s materiaal er nodig
zijn om een euro toegevoegde waarde te genereren. De verschillen tussen de
bedrijfstakken ontstaan doordat zij verschillende materialen gebruiken in hun
productieproces. In de aardolie-industrie en overige delfstoffenwinning zijn dit
vooral goedkope grondstoffen zoals ruwe aardolie, zand en grind, terwijl in de
apparatenindustrie juist dure materialen worden ingezet.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Handel-Icon

HANDEL

Grondstof-footprint van de invoer

Een nauwkeuriger manier om naar grondstofafhankelijkheid te kijken, is door de ingevoerde goederen uit te drukken in raw material equivalents (RME). De RME van een product is de soort en de hoeveelheid grondstof die nodig is geweest om het product te maken. Hierbij wordt de tot dusverre gehanteerde zwaartepuntstypering dus losgelaten, zie kader. Zo wordt een auto (die bij de materiaalindeling onder metalen valt) opgedeeld naar de grondstoffen die nodig zijn geweest om hem te maken: metaalertsen, fossiele brandstoffen, enzovoorts. (De fossiele brandstoffen die zijn gebruikt voor het opwekken van de benodigde energie tellen eveneens mee.) De import uitgedrukt in RME is een maat voor de grondstof-footprint van 168 De Nederlandse economie 2013 de Nederlandse import. De totale import in raw material equivalents was in 2012 twee maal zo groot als de import van de daadwerkelijke producten. Dus om één kilo product te verkrijgen, is twee kilo aan grondstoffen nodig geweest. Om één kilo metaalproducten4) te maken, is zelfs 4,5 kilo aan grondstoffen nodig geweest. Dit omdat de zuivere metalen maar een fractie vormen van de ertsen waaruit zij worden gewonnen.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013

Productiestadium van de geïmporteerde materialen

De door Nederland geïmporteerde materialen kunnen ook onderscheiden worden naar het stadium van productie. Er zijn drie stadia. Op basis hiervan kunnen materialen worden ingedeeld in grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Eindproducten (bijvoorbeeld auto’s) kunnen direct gebruikt worden, terwijl halffabricaten (bijvoorbeeld ijzeren platen) en grondstoffen (bijvoorbeeld ijzererts) worden ingezet voor (verdere) verwerking tot een hoogwaardiger product. Als wordt gekeken naar de invoer (exclusief wederuitvoer) naar productiestadium, dan blijkt dat de invoer van grondstoffen de helft vormt van de totale invoer van materialen in 2012. Onder de grondstoffen is de invoer van fossiele brandstoffen het grootst. Geïmporteerde fossiele brandstoffen bestaan vooral uit aardolie en steenkool. De ingevoerde niet-metallische mineralen bestaan vooral uit grind en zand. Verder wordt er met name ijzererts geïmporteerd, maar ook bepaalde soorten biomassa zoals tarwe en sojabonen. Onder de ingevoerde halffabricaten en eindproducten vormen motorbrandstoffen de grootste post.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013

Fysiek handelstekort, klein monetair surplus

De binnenlandse winning van natuurlijke hulpbronnen is lang niet genoeg om aan de binnenlandse vraag tegemoet te komen. Een kleine, open economie als de Nederlandse is sterk afhankelijk van materialen uit andere landen. Het gaat hierbij zowel om grondstoffen, halffabricaten als eindproducten. Een deel van de import wordt weer uitgevoerd (wederuitvoer), terwijl een ander deel in Nederland wordt gebruikt voor de productie van andere goederen en diensten (intermediair verbruik) of als finaal verbruik door huishoudens en de overheid. In 2012 bedroeg de Nederlandse import van materialen 390 miljard kilo. Aan de andere kant zijn andere landen voor sommige materialen afhankelijk van Nederland. De Nederlandse export van goederen bedroeg in 2012 ongeveer 351 miljard kilo. Per saldo heeft Nederland dus een fysiek handelstekort (in kilo’s), wat betekent dat de import van materialen qua gewicht de export overtreft.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013

Verschuiving import van fossiele brandstoffen van Midden-Oosten en Afrika naar Europa

De binnenlandse winning van natuurlijke hulpbronnen is lang niet genoeg om aan de binnenlandse vraag tegemoet te komen. Een kleine, open economie als de Nederlandse is sterk afhankelijk van materialen uit andere landen. Het gaat hierbij zowel om grondstoffen, halffabricaten als eindproducten. Een deel van de import wordt weer uitgevoerd (wederuitvoer), terwijl een ander deel in Nederland wordt gebruikt voor de productie van andere goederen en diensten (intermediair verbruik) of als finaal verbruik door huishoudens en de overheid. In 2012 bedroeg de Nederlandse import van materialen 390 miljard kilo. Aan de andere kant zijn andere landen voor sommige materialen afhankelijk van Nederland. De Nederlandse export van goederen bedroeg in 2012 ongeveer 351 miljard kilo. Per saldo heeft Nederland dus een fysiek handelstekort (in kilo’s), wat betekent dat de import van materialen qua gewicht de export overtreft.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Materials-Icon

MATERIALEN

Grondstofefficiëntie per bedrijfstak

Een manier om de grondstofefficiëntie van een bedrijfstak te bepalen is door het materiaalgebruik in kilo’s te delen door de toegevoegde waarde. Dit wordt de materiaalintensiteit genoemd. Het materiaalgebruik bestaat uit het gebruik van goederen en secundaire grondstoffen, en de winning van grondstoffen. Hoe hoger
de materiaalintensiteit van een bedrijfstak, hoe meer kilo’s materiaal er nodig zijn om een euro toegevoegde waarde te genereren. De verschillen tussen de bedrijfstakken ontstaan doordat zij verschillende materialen gebruiken in hun productieproces. In de aardolie-industrie en overige delfstoffenwinning zijn dit vooral goedkope grondstoffen zoals ruwe aardolie, zand en grind, terwijl in de apparatenindustrie juist dure materialen worden ingezet.

De materiaalproductiviteit kan worden bepaald door het gewicht van de geproduceerde goederen te delen door het gewicht van de gebruikte materialen. Hoe dichter het cijfer bij de 1 ligt, des te minder van het gebruikte materiaal verloren gaat bij het maken van het product, bijvoorbeeld in de vorm van afval of luchtemissies. In de aardolie- en aardgaswinning en overige delfstoffenwinning ligt de materiaalproductiviteit dicht bij de 1.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Raw_Materials-Icon

RUWE MATERIALEN

Hergebruik van materialen als grondstof

Door hergebruik van materialen als grondstof hoeven kostbare grondstoffen niet verloren te gaan. Tevens draagt hergebruik er aan bij dat Nederlandse bedrijven minder afhankelijk worden van grondstoffen uit het buitenland. In figuur 7.5.1 is voor zes bedrijfstakken het aandeel van primaire en secundaire grondstoffen aangegeven dat is ingezet bij de productie. Secundaire grondstoffen bestaan uit afval en producten van de industrietak ‘voorbereiding op recycling’. De secundaire grondstoffen vertegenwoordigen dus de hergebruikte materialen. Per bedrijfstak is de belangrijkste grondstof aangegeven (biomassa, metalen, niet-metallische mineralen en fossiele brandstoffen). Zo wordt in de landbouw (waaronder hier ook de veeteelt valt) veel veevoer gebruikt. In de bouw en in de bouwmaterialenindustrie worden veel niet-metallische mineralen zoals zand en grind ingezet. De metaalindustrie gebruikt uiteraard vooral metalen. De houten papierindustrie gebruikt relatief veel secundaire grondstoffen, terwijl de bouwmaterialenindustrie die relatief weinig gebruikt.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Waste-Icon

AFVAL

Afval

Het aandeel afval per eenheid geproduceerd product geeft aan welk deel van de ingezette grondstoffen als vast afval weer vrijkomt. Voor de chemische industrie is de hoeveelheid afval per eenheid product relatief laag, terwijl die voor de voedings- en genotmiddelenindustrie relatief hoog is. Bij huishoudens kijkt men niet naar de productie maar naar de consumptie. In verhouding tot bedrijven ligt de afvalproductie van huishoudens hoog. De massa van ongeveer een derde van de geconsumeerde goederen gaat als vast afval de deur uit. Hierbij zijn de fossiele brandstoffen buiten beschouwing gelaten omdat deze na consumptie niet als vast afval, maar als luchtemissies vrijkomen.

Bron: CBS, Nationale-rekeningen 2013
Translate